Woensdag bezocht ik met mijn collega’s van het lectoraat Teaching, Learning & Technology de pre-conference van Media & Learning 2016 in Brussel. Het thema van deze pre-conference is het gebruik van video in het hoger onderwijs. In de eerste sessie deelde wiskundedocent Jörn Loviscach van de Fachhochschule Bielefeld (een HBO-opleiding) in Bielefeld zijn ervaringen over het inzetten van video en flipped teaching. Loviscach staat in de Duits-sprekende landen bekend om zijn YouTube channel met duizenden video’s over wiskunde en computer science. Hieronder een weergave van zijn verhaal.
Khan-style
Loviscach legt uit hoe hij in de loop der jaren een grote hoeveelheid ‘Khan-style’ video’s heeft opgenomen die hij deelt via zijn YouTube-kanaal. Hij prefereert instructies via video boven de instructie in een standaard tekstboek. In de video’s kan hij beslissingen maken ten aanzien van inhoud en stijl. Overbodige informatie kan hij in een video weglaten zodat de instructie doelgerichter wordt. Bovendien kan hij de stijl van uitleg aanpassen aan zijn studenten. Via een video kan Loviscach ook stap voor stap het proces van het oplossen van een vraagstuk laten zien, op een manier die authentiek en persoonlijk is. Hij ziet zichzelf daarbij ook als rolmodel. Hij laat door middel van een video zien hoe hij een vraagstuk benadert en hoe hij omgaat met fouten. Op die manier geeft hij studenten inzicht in mogelijke strategieën om vraagstukken op te lossen.
Bij het maken van de video’s leunt Loviscach sterk op inzichten uit het maken van comics (bijv. gebruik van schaduw, arceringen), visualisatie van informatie (Edward Tufte) en de principes van multi-media learning van Mayer.
De inhoud van de video’s bestaan uit uitleg, worked examples, instructies voor bepaalde routines en procedures, discussies en interview, maar ook studenten die aan het werk zijn en hard op praten over mogelijke oplossingen worden opgenomen.
Hij krijgt veel positieve feedback op zijn video’s. Maar vooral van externe kijkers, en minder van zijn eigen studenten! En die feedback is niet altijd positief. Loviscach geeft aan dat studenten niet geïnteresseerd zijn in een inhoudelijke uitleg over hoe een en ander werkt, ze zijn bezig met hun huiswerk en willen het antwoord! Loviscach maakt hiermee duidelijk dat het opnemen en distribueren van video’s zonder deze op te nemen in een betekenisvolle leerpraktijk niet voldoende is. Daarmee creëer je de illusie van leren.
Illusies van leren
Loviscach benoemt een aantal dilemma’s die hij is tegen gekomen. Allereerst de Hawthorne and novelty effecten. Alle studenten reageren in het eerste jaar over het algemeen enthousiast over de inzet van video’s en gaan er actief mee aan de slag. Maar dat is niet de kunst volgens Loviscach, de uitdagingen starten in het tweede jaar, want dan is het novelty effect verdwenen.
Hij benoemt ook het Dunning-krugereffect: ’the less you know about a subject, the more competent you feel’. Studenten overschatten hun kennisniveau, denken het wel te weten en bekijken de video’s oppervlakkig. Hierdoor ontstaan misconcepties bij studenten.
Als laatste dilemma benoemt Loviscach easy watching versus “desirable difficulties”. Studenten bekijken de video’s oppervlakkig terwijl je als docent graag wil dat de student de informatie uit de video gebruikt om complexe vraagstukken op te lossen. Dat vraagt diep leren. “Learning does not happen unless we stretch our brain”. De inzet van video kan volgens Loviscach snel de illusie van leren creëren, er is sprake van oppervlakkig leren terwijl je als docent diep leren voor ogen hebt. Een vraagstuk van constructive alignment.
Flipping the classroom
Het concept van Flipping the Classroom is voor Loviscach een manier om met deze illusies om te gaan. Hij stelt: “Flipping is not about video, it’s about using face-to-face time as best as possible”. In een f2f-situatie gaat het om risky problems, deep diagnosis and appreciation. Via de computer worden ‘canned explanations’ aangeboden en kunnen studenten oefenen met de materie.
Loviscach beschrijft een aantal positieve effecten. Hij ontvangt meer feedback van zijn studenten maar hij geeft zelf ook meer feedback. Hij ziet de smartphone in de colleges verdwijnen: far less Facebook and What’s App. Hij ziet meer inhoudelijke discussies tussen studenten.
Voor hem als docent betekent de flipped classroom dat hij allerlei nieuwe didactische problemen tegen komt, hij moet nieuwe routines ontwikkelen en dat maakt voor Loviscach dat zijn vak interessanter is geworden.
Er wordt traditioneel getoetst met tentamens, maar er is geen verschil zichtbaar in resultaten. Een ander probleem dat hij benoemt is dat door de aanwezigheid van de video’s eenderde van zijn studenten niet naar de colleges komt. Studenten vinden flipped teaching dan ook niet per definitie leuk: they are confronted with not knowing stuff. Het ontwerpen van flipped classroom leerpraktijken betekent dus ook dat je om moet gaan met (traditionele) verwachtingen en gewoontes van studenten.
Don’t Lean Back, Lean Forward
Loviscach praat vervolgens verder over het insluiten van ‘quizzes’ om studenten tijdens het bekijken van de video’s meer te activeren. Hij maakt daarbij gebruik van de toepassing Capira Socrates. Op deze manier kan hij zijn studenten ‘mee laten denken’ of ‘van te voren laten nadenken’, hij zorgt er altijd voor dat het antwoord te vinden is in de video. Op deze manier krijgt Loviscach voor elkaar dat 90% van zijn quizzes niet worden overgeslagen.
Loviscach sluit af met aan te geven dat het toch een uitdaging blijft om effectieve leerpraktijken te ontwerpen rondom de principes van Flipping the Classroom. De factoren mindset en gewoonten van studenten zijn hierin heel belangrijk en vragen aandacht.
Hij wil alle docenten aanraden om op deze manieren gebruik te maken van video: “If nothing else, videos liberate the teacher from closely following a standard textbook curriculum”.