In de voorbereidingen voor een masterclass voor de masteropleiding Leren & Innoveren vond ik deze webinar waar Dr. Susan Ambrose praat over zeven principes van effectief lesgeven. Ambrose schreef met haar collega’s het boek How Learning Works: 7 Research-Based Principles for Smart Teaching. De webinar is gericht op de doelgroep van het hoger (techniek) onderwijs, maar interessant voor iedereen die zich bezig houdt met betekenisvol leren en effectieve instructie, zoals mijn masterstudenten MLI en cursisten BDB. Hieronder mijn weergave van de webinar.
Ambrose begint de webinar met aan te geven dat het voor docenten in het hoger (techniek) onderwijs belangrijk is om zoveel als mogelijk te leren over leerprocessen. Het merendeel van de docenten in het hoger onderwijs zijn ‘subject matter experts’, die de taak als docent hebben gekregen, maar niet als docent zijn geschoold: ’well intentioned, gifted amateurs’ noemt Ambrose deze docenten. Kennis over leerprocessen ondersteunt docenten in het ontwerpen van betekenisvolle en uitdagende leeromgevingen die studenten helpen bij het leren.
Leren
De definitie van leren die Ambrose benoemd is als volgt:
Learning is a process that leads to change, which occurs as a result of experience and increases the potential for improved performance and future learning.
De drie belangrijke componenten in deze definitie zijn:
1. Leren is een proces, niet een product
Een open deur voor veel docenten, maar niet voor studenten die zich vaak richten op het product, omdat wij ze daarvoor belonen. Ambrose pleit voor docenten die aan studenten duidelijk maken dat leren een proces is waar zij zelf controle over kunnen hebben.
2. Verandering is gericht op kennis, overtuigingen, gedrag en/of houding, en het betreft een duurzame verandering van hoe een lerende denkt en handelt.
So you really haven’t learn something unless in fact you have the ability to retrieve it and use it when you need it.
3. Leren wordt studenten niet aangedaan, maar leren doen studenten zelf.
Weer een no brainer, maar één die we wel met studenten moeten delen volgens Ambose. ‘Learning happens in the mind of the learners’, als docenten kunnen wij alleen leren van de student beïnvloeden door het ontwerpen van leeractiviteiten waarvan wij vinden dat deze tot leren leiden, om vervolgens hiervoor de juiste randvoorwaarden voor te creëren. Een learner-centered approach, waarin we ons als docent realiseren dat alles wat een student met zich meeneemt in een leersituatie beïnvloedt hoe hij of zij leert. Dat vraagt een ander paradigma bij docenten:
From how we teach to how people learn.
De zeven principes
Vervolgens beschrijft Ambrose kort de zeven principes, waarbij nummer 1 net zo belangrijk is als nummer 7. Het gaat vooral om de interactie tussen de verschillende principes.
1. Voorkennis
Ambrose gaat uitgebreid in op de rol van voorkennis bij studenten. Studenten komen met voorkennis binnen, en interpreteren nieuwe informatie met die bril van voorkennis. En, zo onderstreept Ambrose, studenten doen dat ook als deze voorkennis niet klopt, in onvoldoende mate aanwezig is, niet van toepassing is of inactief is. Maar dat werkt niet leerbevorderend.
Als de voorkennis van de student (formeel, informeel, alles wat een student met zich meebrengt) geactiveerd wordt, in voldoend mate aanwezig is, toepasselijk is en correct is dan werkt dit leerbevorderend.
Ambrose geeft aan dat met name bij eerstejaars studenten er veel sprake is van inactieve voorkennis. De kennis is er, maar de studenten weten niet dat deze kennis nodig is.
Ambrose geeft ook aan dat het belangrijk is om te bepalen om welke type kennis het gaat: declaratieve kennis, procedurele kennis en contextuele kennis. Meestal kan een student een bepaald begrip wel uitleggen, maar weten ze niet wanneer ze de kennis moeten inzetten om een probleem op te lossen.
Ambrose geeft aan dat docenten door eenvoudige strategieën studenten kunnen helpen bij het activeren van de juiste type voorkennis.
2. Organisatie van kennis
Het betreft hier het onderscheid tussen experts en novices. Experts zijn niet alleen expert omdat ze over veel kennis beschikken, maar ook over rijke cognitieve schema’s waaraan deze kennis is opgehangen zodat deze snel opgeroepen en toegepast kan worden. Novices hebben deze schema’s nog niet, maar maken ze wel aan. Deze zijn echter oppervlakkig. Waar de schema’s van experts bestaan uit kernen die met elkaar verbonden zijn zodat kennis op verschillende manieren benadert kan worden, bestaan de schema’s van novices vaak uit deel-schema’s die niet met elkaar verbonden zijn of lineaire schema’s die het ophalen van kennis bemoeilijken.
Hoe studenten het leren organiseren beïnvloedt hoe studenten leren en hoe ze de kennis toepassen. Daarom pleit Ambrose voor docenten die het belang van het organiseren van leren uitleggen aan studenten: zonder organisatie geen goede structuur om nieuwe kennis aan op te hangen.
3. Motivatie
‘Motivation is all about believe and perception’, stelt Ambrose. De motivatie van student bepaalt, geeft richting en ondersteuning aan wat ze doen om te leren. Docenten moeten zich hiervan bewust zijn.
Motivatie wordt gevoed door de verwachting bij studenten dat er een redelijke kans is dat ze succes kunnen behalen en de waarde die studenten toekennen aan een bepaalde taak (relevantie, belang, toepassing). Het betreft hier de expectancy value theory van Fishbein. Motivatie is aanleiding voor doelgericht gedrag dat tot leren en prestatie leidt.
Ambrose geeft aan dat er bij studenten sprake kan zijn van self-sabotaging. Ze noemt het voorbeeld van math phobia. Als een student overtuigd is van het feit dat ze wiskunde nooit zal begrijpen, dan is dat van invloed op haar gedrag.
4. Doelgericht oefenen gecombineerd met gerichte feedback bevordert de kwaliteit van het leren van de student
Oefening baart kunst, en feedback is daarbij van groot belang. Dat snapt iedere docent, maar soms lastig te organiseren met beperkte tijd en middelen. Maar er zijn wel strategieën die minder tijdsintensief zijn.
Mensen leren meer als ze weten waar ze naar toe moeten leren. Daarom is het van belang om te oefenen richting de leerdoelen, om de feedback te richten op deze leerdoelen. Impliciet weten studenten dat oefenen en feedback van belang is, maar in de context van het klaslokaal passen ze het vaak niet toe.
5. Oefenen en herhalen
Ambrose heeft het hier over ‘mastery learning’, wat ik hier grof vertaal als het bereiken van een hoog kennisniveau, waarbij deze kennis flexibel kan worden toegepast. Om dit niveau te bereiken dient de student eerst de deelvaardigheden te verwerken en deze afzonderlijk te oefenen, vervolgens wordt geoefend in het integreren van deze vaardigheden om vervolgens te leren wanneer je deze vaardigheden dient in te zetten. Oefenen en herhalen. Het gaat hier om diepgaand leren.
Ambrose geeft aan dat teaching towards mastery lastig is vanwege de expert blind spot. Als experts zijn docenten vaak onbewust bekwaam. Het is voor ons zo vanzelfsprekend, waardoor we kennisontwikkeling bij studenten overschatten, onderschatten we hoe lang het kan duren voordat een student iets leert, slaan we denkstappen over of schatten we verkeerd in waar studenten mogelijk tegen aan lopen.
Studenten zijn onbewust onbekwaam. De taak van de docent is volgens Ambrose om deze studenten van onbewust onbekwaam naar bewust bekwaam te brengen, en onszelf van onbewust bekwaam naar bewust bekwaam. ‘Our students are not us, nor will they ever be!”
6. Rekening houden het met ontwikkelingsniveau van de student
De ontwikkeling van de student wordt beïnvloed door het intellectuele, sociale en emotionele klimaat van de student, en dat heeft effect op het leren. Leren draait niet alleen om kennis.
Ambrose onderstreept: ‘We teach students, not just content’. Daarom is het van belang om kennis te hebben van en rekening te houden met de overtuigingen van de student die het leren beïnvloeden, zoals de mindset over intelligentie, opvattingen over leren, definities van kennis.
7. Zelfregulatie van het leren
In de context van leven-lang-leren willen we graag dat studenten autonome zelfregulerende leerders worden. Een zelfregulerende student is in staat om in een gegeven situatie te kunnen beoordelen wat de taak is waar hij of zij voor staat, te evalueren of daarvoor de benodigde kennis aanwezig is om deze taak tot een goed einde te volbrengen, om vervolgens een plan te formuleren om deze taak uit te voeren, te monitoren of dat ook daadwerkelijk lukt of dat er aanpassingen nodig zijn, om uiteindelijk te reflecteren op het eindresultaat.
Novices doen dit niet. Zij beginnen gelijk aan de taak, waar experts eerst de taak analyseren en herformuleren. Ambrose pleit voor het ontwerpen van onderwijs dat studenten meta-cognitieve vaardigheden en zelfregulatie-strategieën aanleert, omdat de meeste studenten dit niet vanzelf zullen doen. Zelfs niet als ze zich realiseren dat dit veel kan opleveren op de lange termijn. Bij volwassen studenten is dit anders, die nemen levenservaring mee.
Ten slotte
Aan het einde van de webinar geeft Ambrose mee:
- ‘Teaching is a process of progressive refinement’.
Het is een proces van cyclische verbetering, we leren door ervaring; - Effectieve docenten zijn niet zo geboren;
De webinar vind ik een waardevolle bron. Ambrose geeft een overzicht van de zeven principes die uitgebreid staan beschreven in het boek, waar overigens meer wordt ingegaan op strategieën die je als docent kunt toepassen om de principes goed in te zetten. Deze webinar is m.i. geschikt voor studenten van de master Leren & Innoveren en cursisten van de cursus Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid voor docenten in het hoger onderwijs. Het biedt een kapstok om vervolgens nieuwe kennis aan op te hangen, en met elkaar te praten over betekenisvol en effectief onderwijs.