Het Kabinet gaat vanaf 2015 jaarlijks €8 miljoen structureel beschikbaar stellen voor de versterking van de innovatieve slagkracht van docenten en de bevordering van ICT-vaardigheden van docenten. Projectleiders van OC&W zijn bezig met het opstellen van beleidsplannen rondom deze versterking van e-didactische vaardigheden voor leraren in het primair, voortgezet en middelbaar onderwijs. De projectleiders organiseren een aantal ronde tafel gesprekken met stakeholders. Gisterenmiddag waren Maurice Schols (FLOT, ADEF ICT), Herman Rigter (directeur ICT Alberdingk Thijm) en ik te gast om van gedachten te wisselen over de ICT-bekwaamheden van docenten.
Uitgangspunten
Uitgangspunt van het gesprek was een factsheet met de bekende uitgangspunten en analyses. E-didactisch vaardige leraren bevorderen motivatie, leerprestaties en een efficiënt leerproces dat recht doet aan verschillen. Check. Dit is echter niet vanzelfsprekend. Check. De e-didactische vaardigheden van leraren dienen verbeterd te worden, zodat ICT beter benut kan worden ten behoeve van de onderwijskwaliteit. Check. De analyse betreft een korte weergave van conclusies uit de Vier in Balans Monitor 2013, Trendrapport 2014-2015 en het rapport didactische ICT-bekwaamheid van docenten.
Van ons mocht het uitgangspunt wel wat breder worden geschetst. Natuurlijk weten we uit onderzoek dat ICT, mits goed ingezet, positief kan bijdragen aan prestaties en motivatie van leerlingen en studenten. Toch blijkt dit argument niet voldoende te zijn om er voor te zorgen dat leraren vanzelfsprekend e-didactiek als onderdeel zien van hun didactisch palet. In het uitvoeren van de kerntaken van het onderwijs (burgerschap, beroepskwalificatie en talentontwikkeling) is ICT onlosmakelijk verbonden. Het is de taak van onderwijsinstellingen om leerlingen goed voor te bereiden op deze gedigitaliseerde samenleving.
Dit alleen al vraagt om leraren die in ieder geval beschikken over een basis aan e-didactische vaardigheden. Als we weten dat een didactische strategie met inzet van ICT beter werkt dan een alternatieve strategie zonder ICT, dat deze strategie er voor zorgt dat leerlingen beter gaan presteren, beter hun talenten kunnen ontwikkelen, dan zou het toch vanzelfsprekend moeten zijn dat een docent deze strategie leert te beheersen en deze ook daadwerkelijk inzet? We verspillen talent als we ICT niet inzetten op momenten als dat wel zou moeten. Noodzaak!
Randvoorwaarden
Het gesprek ging verder over hoe je nu bereikt dat de e-didactische vaardigheden van docenten verbeterd worden. We hebben in het gesprek voorwaarden besproken van succesvolle implementatie van de didactische inzet van ICT in scholen. De didactische inzet van ICT in het leren, lesgeven en organiseren van onderwijs vraagt om een specifieke attitude en intrinsieke motivatie van de leraar. Het betreft de overtuiging van de leraar dat ICT positief bijdraagt in het oplossen van didactische dilemma’s. Het zijn deze didactische dilemma’s die centraal moeten staan: het recht doen aan verschillen van leerlingen.
Dit vraagt van de docent een rijk palet aan didactische strategieën, waarbij ICT er vanzelfsprekend één van is. Dit vraagt een bewustzijn van de leraar dat hij of zij deze strategieën ook daadwerkelijk toepast wanneer dat nodig is. Leraren moeten weten hoe ze de verworvenheden van de technologie kunnen inzetten in het leerproces van leerlingen, en weten hoe ze met de beperkingen moeten omgaan. De inzet van ICT sluit aan bij een duidelijke behoefte van de leraar. De docent ervaart eigenaarschap over het probleem en stelt zich op als een lerende, onderzoekende professional. En dit vraagt m.i een soort van ondergrens aan ICT-vaardigheden en kennis om ICT op een betekenisvolle wijze in te zetten. Vertrouwen in de eigen effectiviteit is belangrijk!
Naast individuele factoren van de docent hebben we in het gesprek aangegeven hoe belangrijk het leren in de teams is. Leraren die gezamenlijk aan verbetering van onderwijskwaliteit werken, die gezamenlijk kennis creëren, deze delen, en waar nieuwe inzichten ook daadwerkelijk worden geïntegreerd in de uitvoering van onderwijs. Emergent practicus van voorlopers moeten good practises worden, die vervolgens uitgroeien tot shared practices. Dit vraagt om een lerende organisatie, waar sprake is van een feedbackcultuur.
Automatisch kwamen wij op de rol van de leidinggevenden in dit proces. De leidinggevenden dient meer te doen alleen het zorgen voor een goede infrastructuur en het faciliteren van leraren. Hij dient bovenal de professionele ontwikkeling van de leraar en de teams in het verbeteren van onderwijskwaliteit, met of zonder ICT, te ondersteunen, te stimuleren en te sturen. Naast transactioneel leiderschap wordt vooral transformatief leiderschap gevraagd. En volgens Rigter, zelf ICT-directeur, mogen leidinggevenden hier meer op gewezen worden.
Focus op innovatiekracht
Ons inziens kwam het er op neer dat een focus van beleid op de e-didactische vaardigheden van leraren enkel om deze vaardigheden te verbeteren op de lange termijn onvoldoende effectief is. Het gaat er om dat deze vaardigheden ontwikkeld worden omdat leraren en teams in scholen zich bewust zijn van de noodzaak ervan ICT in te zetten om de onderwijskwaliteit gericht te verbeteren. Het bredere perspectief van de innovatieve slagkracht van de professional in het onderwijs moet voorop staan. Capacity building.
Wij hebben gepleit voor het ‘investeren’ in verbindingen. Verbind pioniers in het onderwijs met ‚achterblijvers’, met leiddinggevenden en onderzoekers. Verken gezamenlijk de vraagstukken waar bij ruimte is voor professionele ontwikkelingen. Betrek in deze netwerken ook lerarenopleidingen, die als een soort van spin in het web kunnen functioneren. Het Ixperium van de HAN is daar een mooi voorbeeld van, en ook andere lerarenopleidingen ontplooiien dergelijke initiatieven.
Ben benieuwd wat de projectleiders van OC&W met alle inzichten gaan doen.