Afgelopen vrijdag verzorgde Susan McKenney, hoogleraar bij Universiteit Twente, samen met de studenten van de master Leren & Innoveren een expertmeeting over het thema docentprofessionalisering in docent ontwerpteams (DOTs). Hoe leren docenten? Wat kunnen docenten leren door samen te werken in ontwerpteams? En hoe kun je deze ontwerpteams ondersteunen? Hieronder mijn (uitgebreide) aantekeningen.
Hoe leren docenten?
Het leren van docenten en het leren van docenten in een ontwerp team is gekoppeld aan de uitvoering van de kerntaken van de docent. McKenney benoemt drie kerntaken, of rollen, van de docent. Allereerst is de docent ontwerper van onderwijs. Misschien wel vaker herontwerper van onderwijs. De docent in de rol van curator en arrangeur van leermiddelen. De tweede rol is die van uitvoerder. De docent voert het ontwerp uit in de praktijk en dat vraagt dat hij of zij allerlei afwegingen maakt. De derde en laatste rol die McKenney onderscheid is die van reflective practitioner. De docent als lerende professional. McKenney onderstreept dat het hier om diepgaande reflectie gaat, en om deze diepgang te krijgen is vaak ondersteuning nodig.
Om deze kerntaken uit te voeren is expertise nodig, bestaande uit kennis, vaardigheden en attitudes. McKenney maakt onderscheid in twee type kennis. Ten eerste fundamentele kennis over lerenden, vakinhoud, en (vak-)didactiek: pedagogical content knowledge (PCK). Daarnaast is kennis nodig die helpt om deze fundamentele kennis gericht in te zetten. Kennis over het curriculum, toetsing en leeromgevingen: curricular literacy. De vaardigheden van de docent betreffen het ontwerpen van leeractiviteiten en leermiddelen en het kunnen reflecteren op dit proces: design process skills. Attitudes van docenten worden beïnvloed door eigen opvattingen over leren en onderwijs, perceptie van externe doelen en opvattingen over de eigen professionele identiteit.
Maar hoe ontwikkel je deze expertise? McKenney ziet leren als het versterken en verrijken van bestaande structuren van expertise, cognitieve schema’s, van docenten. Dit vraagt actieve verwerving en verwerking van informatie, het toepassen van deze informatie en het reflecteren op de uitkomst op basis van feedback. Hierdoor ontstaat diepgaand begrip.
Het leren van docenten kan beïnvloed worden door enerzijds het expliciet maken van kennisstructuren, bijvoorbeeld via worked examples, of door diepgaand te reflecteren op bestaande kennisstructuren, en deze kritisch te bestuderen. Professionele groei benoemt McKenney als de interactie tussen de ontwikkeling van individuele expertise van de docent en zijn of haar handelen in het uitvoeren van de kerntaken.
Verder merkt McKenney op dat het belangrijk is om deze professionele ontwikkeling in de context van het immer dynamische onderwijs te zien. Professionele ontwikkeling is gesitueerd en kun je gericht ondersteunen door je te richten op contextfactoren die bevorderend zijn voor leren.
Leren in docent ontwerpteams
Wat kunnen docenten leren door samen te ontwerpen? McKenney omschrijft een DOT als een groep docenten die leermiddelen en leeractiviteiten ontwerpen of herontwerpen, voor zichzelf of voor andere docenten met als doel om van het proces te leren. Soms gaat dit ook gepaard met theorievorming. Om een beeld te schetsen wat DOTs doen gebruikt McKenney haar generieke model van educational design research en stelt dat goede DOTs meer doen alleen ontwerpen.
DOTs ontstaan vaak op het initiatief van de school in de context van een curriculum- of onderwijsvernieuwing. Natuurlijk werken docenten vaak informeel samen aan het ontwerpen van onderwijs, maar dit gebeurt vaak op kleinere schaal en zonder verplichtingen waarbij het leerproces niet expliciet wordt gemaakt. Geen DOT, maar een andere vorm van een leergemeenschap, volgens McKenney.
Wat leert een docent door deel te nemen aan een DOT? McKenney geeft aan dat het deelnemen aan een DOT bijdraagt aan de ontwikkeling van drie expertise gebieden van de docent: het draagt bij aan de kennis van PCK en attitudes (PCK/A) van de docent, curricular literacy (CL) en onderwijsontwerpvaardigheden (DPS).
De PCK/A van docenten ontwikkeld zich door de dialoog tussen docenten, het professioneel didactisch redeneren. Het met elkaar delen van inzichten over het ontwerp en het leren van leerlingen. Dit ontstaat vooral als men zich actief voorstelt hoe het ontwerp in de praktijk moet gaan werken en hoe dat bijdraagt aan het leren van lerenden. Dat kan op drie momenten: preview, review & revision. Het bespreken en adapteren/aanpassen van leermiddelen draagt ook bij de ontwikkeling van PCK/A.
Expertise ten aanzien van CL wordt ontwikkeld als percepties en opvattingen over het curriculum en achterliggende ideeën zichtbaar worden gemaakt en ter discussie worden gesteld. Het gaat er hierbij om hoe de docent het curriculum interpreteert, en dat leert te doen door vanuit verschillende perspectieven naar leermiddelen en curriculumonderdelen te kijken. McKenney geeft aan dat dit niet iets is wat DOTs vanzelf doen, dit vraagt begeleiding.
Het ontwikkelen van ontwerpvaardigheden bij docenten kan bijdragen aan versterken van het gevoel van eigen kunnen van de docent en het ontwikkelen van attitudes, zoals het nadenken over de eigen professionele identiteit. Het ontwikkelen van ontwerpvaardigheden gebeurt doordat docenten in aanraking komen met ontwerpmodellen en deze ook toepassen bij het oplossen van ontwerpproblemen. Hierbij wordt gezamenlijk gereflecteerd op het proces van ontwerpen en de uitkomsten van dit proces. Een DOT kan verantwoordelijkheid dragen voor het ontwerpen van eigen onderwijs, maar het kan ook zijn dat er ontworpen wordt voor anderen. Het proces in een DOT draagt bij aan de ontwikkeling van het professioneel didactisch redeneren van de docent: er wordt explicieter nagedacht over het leren van de lerenden, de leermaterialen en de leeromgeving.
Echter, succes is niet gegarandeerd als dit proces niet goed wordt ondersteund, stelt McKenney.
Hoe kun je dit proces ondersteunen?
Om expertise te ontwikkelen op de terreinen van PCK/A, CL en DPD is begeleiding van een expert van groot belang. Enerzijds dient er een vakinhoudelijk expert aanwezig te zijn. Dat kan iemand zijn die lid van het team is of iemand van buitenaf. De expert faciliteert het gesprek over de vakinhoud, kennis en opvattingen over leren en lesgeven en de vereiste leeromgeving. Anderzijds is de aanwezigheid van een procesondersteuner met kennis over het ontwerpen van onderwijs noodzakelijk. Iemand dient verantwoordelijkheid te dragen voor het proces. Begeleiding in het analyseren, ontwerpen en evalueren van het ontwerp is noodzakelijk, stelt McKenney, want dit is kennis die docenten niet vanzelfsprekend mee hebben gekregen vanuit de lerarenopleiding. Allereerst is de procesbegeleider iemand die de praktische zorgen van het team wegneemt, die de logistieke ondersteuning voor zijn of haar rekening neemt. Een tweede rol is het ondersteunen en monitoren van het ontwerpproces in de DOT.
Het bevorderen en ondersteunen van de dialoog tussen docenten in het DOT is een belangrijke taak voor zowel de deelnemende docent, de ondersteuners en de organisatie. Door met elkaar het gesprek aan te gaan over het curriculum, het gezamenlijk verkennen van materialen en gezamenlijk het potentieel van het curriculum in kaart te brengen ondersteun je de ontwikkeling van curriculaire kennis van docenten in een DOT. Ervaren docenten kunnen dit beter dan beginnende docenten, omdat zij meer ervaring hebben en beschikken over een breder didactisch repertoire. Het gesprek wordt ondersteund als er gebruik wordt gemaakt van goed ontworpen leermiddelen.
Het inzetten van materialen die als voorbeeld kunnen dienen zijn belangrijk in het proces, deze helpen bij het visualiseren/voorstellen van het eindproduct. Goed lesmateriaal maakt kennisstructuren zichtbaar en helpen docenten bij het inzien van de potentie van lesmateriaal. Dergelijke middelen maken de link tussen het leren van de leerlingen en het handelen van de docent zichtbaar, door bijvoorbeeld een didactische handreiking op te nemen. Er zijn allerlei materialen die het ontwerpproces kunnen ondersteunen. McKenney noemt als voorbeeld het Praktisch handboek voor docent-ontwikkelteams (met 7 kenmerken van een effectieve DOT) van Floor Binkhorst en Cindy Poortman en diverse handreikingen die er zijn voor ontwerpgericht onderzoek.
De schoolorganisatie dient het leren en ontwerpen in DOTs te ondersteunen door in ieder geval het proces te faciliteren met tijd. Tijd om met elkaar het gesprek aan te gaan, tijd om te ontwerpen, tijd om te reflecteren zodat er diepgaand begrip ontstaat bij docenten over (eigen) leren, lesgeven en het curriculum. In de organisatie van DOTs is het verder belangrijk om zorg te dragen voor een mate van regulariteit en een eenduidige aanpak. De focus in dit proces dient gericht te zijn op het leerproces van de lerenden en hun behoeften. Verder is het van belang dat er een gesprek wordt gevoerd over de mate van autonomie die de docent heeft of krijgt in het (door)ontwikkelen van het curriculum. Welke professionele ruime kan een docent nemen, of dient hij te pakken?
Ten slotte
McKenney sluit af met een aantal aanbevelingen. Leerkrachten die deelnemen in een DOT moeten het werk niet onderschatten en dienen zich open te stellen om te leren van collega’s en van experts over PCK/A, CL en DPS. Ondersteuners van de DOT dragen zorg voor een goed (ontwerp)proces gericht op een betekenisvolle dialoog waar kritisch gekeken wordt naar het curriculum en leermiddelen. De organisatie dient het proces van DOTs te faciliteren, waarbij een gerichte focus op het leerproces van de lerende belangrijk is en de rol van de docent als ontwerper in een DOT helder moet zijn.
Lees ook:
Blogpost van Judith van Hooijdonk over docentprofessionalisering via een ontwerpgerichte benadering
Teacher design teams as a strategy for professional development: The role of the facilitator (Becuwe et al., 2016)
De ontwikkeling van teacher design teams: anders denken en anders doen (Tondeur et al., 2015)