Vanmiddag stond er een interessante mini-conferentie op het programma, georganiseerd door de mensen van OO-ICTO van INHolland. Drie Schools vertelde over hoe zij studieloopbaanbegeleiding en portfolio’s inzetten in het onderwijs van de studenten. Drie verhalen over ‘work in progress’, zoeken naar de juiste vorm en het maken van keuzes.
Ik heb het verhaal van de School of Education Amsterdam verteld, met de vraag, hoe je studenten eigenaar maakt van hun studieloopbaan en portfolio, centraal.
Leerervaringen
Vandaag presenteerden drie Schools. Drie verschillende type opleidingen (Education, Economics en Conservatorium) met de type studenten die op deze opleidingen af komen. Drie Schools met docenten die samen het onderwijs vormgeven, zoveel mogelijk op maat van de student, met een eigen visie. Dat leidt tot drie verhalen over studieloopbaanbegeleiding en portfolio’s die in grote lijnen elkaar overlappen maar in de details van elkaar verschillen. En dat is goed. En van die verschillen heb ik vanmiddag veel geleerd.
Belangrijke leerpunten voor mij gaan met name over hoe belangrijk het is dat studieloopbaanbegeleiding de studenten beweegt om te leren leren en te reflecteren. Dan hebben we het nog niet eens over digitale portfolio’s. “Studieloopbaanbegeleiding moet de passie van de student centraal stellen“, zij Rob van der Sande van het Conservatorium. Passie als motor van studieloopbaanbegeleiding. Daar sluit ik me helemaal bij aan. Ik moet zelf oppassen dat er geen grote afstand gaat ontstaan tussen studieloopbaan en de ontwikkelingen met het DPF. Als er iets helder wordt vanmiddag is dat beide ontwikkelingen elkaar moeten ondersteunen en versterken.
In mijn presentatie legde ik de focus op het creëren van beleving en eigenaarschap met het werken met het digitale portfolio, en hoe we dat proberen te ondersteunen en te versterken door het inzetten van een digitale klas en het werken met de Flip. Beleving en passie! Daar hoort ieder leerproces mee te starten. Ik
En is het zo dat studenten van de lerarenopleiding en kunstvakken meer gemak hebben om een ‘beeldend’ digitaal portfolio vorm te geven? Dit vanwege de concrete kenmerkende beroepssituaties met daaraan verbonden houdingen? En is het zo dat een student aan het conservatorium het makkelijker vind om met een digitaal portfolio te werken omdat hij vaak zelf een website of een MySpace heeft om zich zelf als muzikant in de markt te zetten?