Gisteren bladerde ik voor mijn blogpost over het Conversational Framework door het boek Teaching As A Design Science van Diana Laurillard. In hoofdstuk 9 schrijft zij een hoofdstuk over leren door discussie. Online asynchrone discussie heeft mijn aandacht de laatste weken, en het samenvatten van enkele bronnen helpt mij in het structureren van mijn denken hierover. In dit hoofdstuk stelt Laurillard de volgende vragen: wat zegt de theorie over peer discussion en hoe kan technologie dit proces effectief ondersteunen? Terug naar de basis.
Peer discussion
Door je eigen denken zichtbaar te maken door het communiceren met anderen controleer je het eigen denken. Ook bij volwassen studenten, die in principe in staat moeten zijn om zelf zo’n dialoog te voeren, stimuleert de interactie in peer discussion deze interne dialoog. Maar dat gaat niet vanzelf, stelt Laurillard. Het vraagt van de docent organisatie en ondersteuning, wil peer discussion bijdragen aan het ontwikkelen van dieper begrip bij de student.
Effectieve peer discussion bestaat uit de volgende aspecten/activiteiten:
- de student moett.a.v. een concept/stelling een standpunt innemen;
- dit standpunt moet de student onderbouwen en beargumenteren;
- de student neemt kennis van andere standpunten, stelt hierover vragen en bekritiseerd deze standpunten;
- mede hierdoor reflecteert de student op zijn eigen perspectief, in relatie tot de perspectieven van anderen;
- in de discussie moet toewerkt worden naar een gedeelde consensus;
- de student past het geleerde toe.
In het Conversational Framework zien we deze dialoog terug in de peer-communicatiecyclus op het conceptuele niveau. De effectiviteit van peer discussion wordt bepaald door de aanwezigheid en uitvoering van deze interacties. Vinden ze plaats? Op welk niveau? Het zijn deze interacties die de interne dialoog bij de student aanwakkert. Maar, stelt Laurillard, deze interacties ontstaan niet louter op basis van de motivatie van studenten om hier mentale energie in te steken. En ook zijn positieve leeruitkomsten niet gegarandeerd.
Discussiegroepen
Laurillard beschrijft verschillende vormen van leren door discussie. Over discussiegroepen schrijft ze: ‘The classic discussion group is a tutor-led discussion of a specific topic, problem, or case, where students are encouraged to develop their solutions or opinions through interaction with each other, guided by the tutor’. Door te participeren in een discussiegroep ontwikkelt de student kritische denkvaardigheden en ontstaat er eigenaarschap over leren doordat de student zijn eigen denken zichtbaar maakt, en dit denken verdiept door er over te praten met anderen. Echter, dit vraagt een docent die een dergelijke discussie goed kan ondersteunen.
Laurillard geeft aan dat in veel discussiegroepen eigenlijk geen sprake is van leren door discussie. Dat heeft enerzijds te maken het ontwerp van de discussievorm, maar ook de grote van de groep is van invloed, stelt Laurillard. De klassen worden steeds groter, waardoor er in f2f-discussiegroepen minder tijd is om alle interacties goed te laten verlopen. Vaak krijgen studenten een reactie op een bijdrage in de discussie, en hoewel deze feedback wel waardevol kan zijn, gaat het hier eerder om het verwerven van kennis. Bij leren door discussie moet het doel zijn om je eigen denken ter discussie te stellen: that “need for checking and confirming thoughts” is fundamental.
Laurillard geeft aan dat peer discussion alleen niet voldoende is voor een effectief leerproces. Peer discussie is een hele effectieve manier om studenten bewust te laten worden over wat ze wel weten en wat ze niet weten, maar het leidt niet per definitie tot het punt van wat ze zouden moeten weten. Peer discussie vraagt instructie, betrokkenheid en nabespreking van en met de docent, anders sturen studenten elkaar het bos in. Het moet dus goed ingebed worden in een leerpraktijk.
De rol van technologie
Met name de ontwikkeling van internettechnologie heeft er aan bijgedragen dat peer discussion op allerlei mogelijke manieren ondersteund en versterkt kan worden, zowel synchroon (live) als asynchroon (onafhankelijk van tijd). Vormen van online asynchrone discussie waren aan het begin van de jaren ’90 van de vorige eeuw vanzelfsprekender dan synchrone vormen van online onderwijs. Dit had simpelweg te maken met de trage verbindingssnelheid van het internet. Chat en instant messaging ontstonden werden pas jaren later gemeengoed. Het ‘wachten’ op een bericht werd dus een affordance voor leren, met als gevolg: it recalibrates the way both teachers and students spend their time in a discussion.
Laurillard benoemt vervolgens het bekende rijtje voordelen van online asynchrone discussie. In deze blogpost had ik ooit eens de voor- en nadelen van een discussieforum op een rijtje gezet. Een effectieve online asynchrone discussie betreft dan het vraagstuk van hoe docenten en studenten hun tijd besteden, en hoe ze dit zo optimaal mogelijk kunnen doen.
Synchrone vormen van online discussie, zoals chat en instant messaging, vindt Laurillard minder geschikt voor leren door discussie, juist omdat je dan minder tijd hebt om te reflecteren op je eigen denken. Dat vraagt dus een andere voorbereiding. Online synchrone discussie via video-based communication lijkt al weer een stuk effectiever te zijn, volgens Laurillard, en dat komt vooral om dat er oogcontact is tussen de studenten.
Scaffolding
Het is vanzelfsprekend dat het simpelweg klaarzetten van een online discussieforum voor studenten niet voldoende is. Laurillard:
In terms of the Conversational Framework, the teacher has to design the peer communication cycle so that it enables each learner to modulate their concept as a result of having to generate articulations, and hear what their peers have to say – which in turn engages their internal conversation to develop their conception.
De docent is ontwerper van de discussiewerkvorm: hij dient de discussie te structureren en het leerproces te ondersteunen (scaffolding). Hoe gaat dat in een analoge peer discussie? De docent creëert een veilige leeromgeving, vraagt studenten om zich voor te bereiden en monitort de participatie van de student. Laurillard benoemt ook een focus op assessment: formuleer duidelijke doelen, schep heldere verwachtingen over de uitkomsten en geef aan hoe je dit toetst.
De docent is ook gespreksleider, hij faciliteert de discussie, stelt kritische open vragen die de interne dialoog bij studenten stimuleren en geeft feedback op het proces en de inhoud. De docent moet oppassen dat hij niet te veel bijdraagt, dat maakt studenten afhankelijk van de docent en niet van elkaar. Hoe meer betrokken de studenten zijn bij de discussie hoe hoger de kwaliteit van de output.
Het zijn ontwerpprincipes die net zo goed gelden voor online asynchrone discussie, maar de grootste succesfactor voor een online asynchrone discussie is het structureren van de interacties met gezamenlijke kennisconstructie als resultaat. Laurillard beschrijft twee interventies die een dergelijke structuur kunnen creëren. De eerste interventie vraagt van de studenten dat ze het karakter van hun bijdrage beschrijven, door deze bijvoorbeeld te taggen. Denk aan beschrijvingen als: vraag, uitleg, vermoeden, commentaar, kritiek, probleemidentificatie, mogelijke oplossingen, evaluatie, samenvatting, mee eens, mee oneens, etc. De student denkt na over zijn bijdrage, en participeert met meer focus in de discussie, die op een dieper niveau gevoerd wordt.
De tweede interventie betreft het toekennen van rollen aan de studenten: starter, notulist/samenvatter, moderator, etc. Dit kennen we natuurlijk ook uit de analoge peer discussievormen, en het stimuleert de actieve betrokkenheid van de student bij de discussie.
De rol van de docent is die van moderator. De docent betrekt studenten bij de discussie, faciliteert de discussie door de handreikingen te geven voor het voeren van de discussie, en helpt het proces van kennisconstructie door op het juiste moment de juiste type vragen te stellen die de interne dialoog bij studenten stimuleert. Handreikingen om een discussie in goede banen te leiden werkt beter dan vaste protocollen, die beperken de interacties tussen studenten.
Interessant vind ik het om te lezen dat verschillende onderzoeken aantonen dat peer moderation effectiever is dan teacher moderation. Bij peer moderation ligt de verantwoordelijkheid voor de sociale interactie bij de studenten. Laurillard vindt dit cruciaal voor een effectieve peer discussion. In mijn andere blogposts over dit onderwerp blijkt ook dat dit allerlei interactiekosten met zich meebrengt die wellicht afleiden van het doel van de discussie: gezamenlijke kennisconstructie.
Ten slotte
Binnen de masteropleiding werken we veel met online asynchrone discussievormen, en bovenstaande is een herkenbare rationale voor de inzet van dit leermiddel. Het vormgeven van een effectieve online discussie is echter zeer complex, en we vinden het moeilijk om de mogelijkheden te benutten voor de individuele en gezamenlijke kennisconstructie van studenten. We ervaren vaak interessante discussies, en daar zijn we als begeleiders blij mee, maar het zegt eigenlijk nog weinig over wat er nu precies geleerd wordt in een online discussie. Laurillard vat het eigenlijk heel goed samen:
‘When it is well structured, the iterative nature of the discussion process provides a powerful engine for conceptual development. But all the research discussed here shows that this demands significant preparation and monitoring by the teacher to make sure it is productive.’
Bestudeerde bron:
Laurillard, D. (2012). Teaching as a Design Science. Building Pedagogical Patterns for Learning and Technology. New York: Routledge.